Tremoleren


  Tremoleren is een karakteristieke mandolinetechniek maar kan ook met goed resultaat op een gitaar gebruikt worden.
 
De meeste mandolinetechnieken worden ook door gitaristen gebruikt. Tremolo (niet te verwarren met het elektronische effect met dezelfde naam) is misschien een uitzondering. Tremoleren is een plectrum-techniek om sustain aan een toon te geven. De meeste gitaristen gebruiken de techniek zelden. Bij Dick Dale en andere surfgitaristen krijg je een goede indruk wat het effect van tremolo kan zijn: je kunt er vuur mee in je spel brengen en snelheid mee suggereren. Bij begeleiding kun je er orkestrale effecten mee bereiken. En je kunt er natuurlijk ook een persiflage op Corry en de Rekels mee neerzetten.

Tempo
De basis van de tremoleertechniek is eenvoudig. Je neemt een toon , (om te beginnen misschien een open snaar, laten we zeggen de hoge e) en slaat die steeds opnieuw aan met afwisselend een neerslag en een opslag. Je zorgt er voor dat elke plectrumslag een even lange toon produceert. Vervolgens voer je het tempo op; bij een bepaalde snelheid ga je horen dat de tonen die je met elke aanslag produceert in elkaar gaan overvloeien. Dan ontstaat een langgerekte, doorklinkende, getremoleerde noot.

Techniek
Als je dit nog nooit geoefend hebt, zul je misschien op wat problemen kunnen stuiten. Van belang is dat je het plectrum vrij luchtig vasthoudt. De meeste mandolinespelers gebruiken voor tremolo een vrij dik plectrum, dat nog wel een beetje buigzaam moet zijn. Voor een soepel tremolo is het ook belangrijk dat de beweging van het plectrum uit de hand komt en niet uit de arm. De beweging voelt als het goed is aan alsof de pols draait en niet alsof de pols heen en weer schudt. Musici die bij het tremoleren met hun hele arm heen en weer zwaaien verspillen veel energie en verliezen daarmee snelheid en toon.
De aanslagen van het plectrum moeten in ieder geval regelmatig zijn en niet haperen of onderbroken worden, anders klinkt het tremoleren bibberig en nerveus. Terwijl je tremoleert probeer je het getik van het plectrum zo zacht mogelijk te laten klinken. Een te langzaam tremolo mist meestal effect, omdat de tonen niet echt in elkaar overvloeien. Toch is het wel verstandig om tremoleren langzaam te oefenen.

In de maat?
Hoe snel gaat een goed tremolo? Sommige mandolinisten en gitaristen tremoleren precies in de maat, dat wil zeggen dat ze hun tremolo hebben uitgeteld in zestiende of tweeëndertigste noten. Dat is echter niet altijd nodig, want het gaat bij tremolo voornamelijk om het effect van de langgerekte toon en niet om het ritme van de plectrumslagen, die als het goed is nauwelijks meer afzonderlijk worden gehoord. Een bijkomend voordeel is dat getremoleerde noten een hoger volume hebben dan de staccato noten zonder naklank.

Meerdere snaren
Uiteraard tremoleren mandolinisten op een paar gelijkgestemde, snaren, terwijl gitaristen die dubbele snaren niet hebben. Voor het principe maakt dat niet zoveel uit. Mandolinevirtuozen als Rafaelle Calace (1863-1934) en Carlo Munier (1861-1911) combineerden het tremolospel met effecten als glissando's en crescendo. Ze ontwikkelden een spectaculaire techniek om zonder de getremoleerde melodie te onderbreken er ook akkoorden of arpeggio's onder te zetten. Men noemt dit de duostijl: het lijkt alsof er twee mandolines spelen. In de blue-grass is deze speelwijze opnieuw geïntroduceerd door de Tsjechische virtuoos Radim Zenkl, Italiaanse musici brachten deze plectrumtechniek ook op de gitaar over.

Een ander effect is het tremoleren op meerdere snaren tegelijk: bij de gitaar maximaal zes. Versterkt kan dat een overdonderend geluid geven, maar je komt er niet ver mee als je het tremoleren op een snaar nog niet beheerst.